ABIS Infor - 2011-06
Gehinderd door teveel kennis ter zake
Samenvatting:
Overdracht van kennis is aan veel factoren onderhevig: de vorm van lesgeven, het doel van een cursus, de kennis van de docent. In dit artikel staan we even stil bij enkele moeilijkheden die een opleidingscentrum kan ervaren door de keuze specialisten in hun vakgebied niet alleen als consulent te werk te stellen, maar hen ook de kennis-overdracht te laten verzorgen.
Gehinderd door teveel kennis ter zake
Over het geven van trainingen en opleidingen is er al heel wat geschreven. Hele boeken zijn gevuld met didactische richtlijnen, opmerkingen, werkwijzen en voorbeelden. Keer op keer wordt het warm water niet zozeer opnieuw uitgevonden, dan wel opnieuw uitgelegd.
Hierbij wordt enorm veel aandacht besteed aan de rol van de trainer, van de docent. Het spreekt voor zich dat iedereen die deze taak op zich neemt, aan een aantal eisen dient te voldoen. Hij of zij dient de taal van de cursisten machtig te zijn, dient tot op zekere hoogte onderhoudend te kunnen vertellen, dient het onderwerp van de lessen te beheersen m.a.w. dient in staat te zijn les te geven.
Het lijkt iedereen dan ook vanzelfsprekend dat heel velen - met een minimum aan inspanning - zich de minimum vereisten van een trainer kunnen eigen maken. Een gekende uitspraak in het engels drukt dit aanvoelen dan ook schitterend uit: "Those who can, do; those who can't, teach."
Om heel eerlijk te zijn, gaat dit intuïtief aanvoelen zelfs nog een stap verder. Wie van ons heeft nog nooit het gevoel gehad terwijl we een lezing bijwoonden, een cursus volgden, op de schoolbanken zaten of naar de verhalen van onze kinderen luisterden, dat we de taak van docent minstens even goed, zo niet beter, zouden kunnen uitvoeren dan de man of vrouw die vooraan stond?
Hierbij vergeten velen onder ons dat lesgeven een vak is. Sommigen is het inderdaad gegeven om van nature uit een geboren lesgever te zijn, maar de meesten hebben erop moeten trainen, hebben het moeten aanleren. Niet voor niets kan men tot op master niveau studies volgen met als onderwerp "lesgeven".
Het zal dan ook niemand verbazen dat er heel wat opleidingscentra zijn die bij de selectie van hun trainers en docenten, er zeer nauw op toezien dat hun mensen een stap verder gaan dan de doorsnee docent. Ze werven specialisten aan, mensen die in hun veld van expertise gekend zijn. Er wordt heel veel aandacht besteed aan constante bijscholing. Elke nieuwe ontwikkeling wordt op de voet gevolgd en opgenomen in de cursusteksten. Laat ons daar klaar en duidelijk over zijn: het is bij ABIS niet anders. En waarom ook niet? Wanneer iemand de tarieven voor een gegronde opleiding betaalt die algemeen gangbaar zijn in deze sector, dan verwacht men ook dat men het beste van het beste krijgt.
En plots merken we iets vreemds op in de concrete toepassing van ons streven naar perfectie. De hoeveelheid kennis die iemand heeft, de mate waarin iemand zijn vakgebied onder de knie heeft, wordt contra-productief bij de overdracht ervan. Cursussen nemen meer dagen in beslag. De inhoud van de teksten wordt zwaarder en moeilijker om te volgen. De inhoud van de cursussen loopt soms te ver vooruit op de dagelijkse toepassing ervan. Docenten verliezen de aandacht van hun cursisten door te snel te diep op iets in te gaan. Specifieke vragen uit de zaal leiden docent en cursist weg van doel van de cursus: overdracht van de kennis op het niveau van de cursus.
Terwijl ik dit neerschrijf, kan ik me de verbaasde, bijna sceptische blik op jullie gelaat voorstellen. Toen ik dit zelf voor de eerste keer hoorde bij ABIS, had ik ook m'n twijfels. Wanneer je er echter aandacht aan schenkt, zie je al gauw concrete aanwijzingen van dit principe. De uitdrukking: "Niet gehinderd door enige kennis ter zake." krijgt er plots een variant bij: "Gehinderd door teveel kennis ter zake."
Hoe komt het dat dit verschijnsel zich op soms schrijnende wijze, voordoet? En waarom doet zich dit voornamelijk voor bij opleidingscentra?
Dit artikel heeft noch de pretentie, noch de plaats om alle onderliggende mechanismen en redenen bloot te leggen en te verklaren. Daarom zullen we ons hier beperken tot de meest belangrijke en in een later artikel enkele verscheidene methodes bespreken.
Traditioneel onderwijs vs. opleidingscentra
Ten eerste is een opleidingscentrum geen school. In een traditionele school spelen totaal andere mechanismen. Eerst en vooral is er de duur van een opleiding. Van jongs af aan gaan we hele jaren naar een school. Tijdens deze jaren vindt er een continue evaluatie plaats van de leerlingen. Constante bijsturing door leerkrachten, constante evaluaties op basis van testen en werkjes, leiden de meeste van ons naar een bepaalde eindstreep. Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat het onderwijs systeem verre van perfect is. Getuige daarvan is bijvoorbeeld het tekort aan intelligente vakmensen, maar dat is een ander verhaal. Het punt hier is dat een leerling steeds verder gaat in een specifieke richting die mede bepaald wordt door de docenten die hem lesgeven. Natuurlijk gebeurt dit in samenspraak met de leerlingen in kwestie, want kan een leerling op een zeker moment niet meer mee, dan houdt zijn schoolse opleiding daar op.
Dit verschilt heel erg van een opleidingscentrum zoals ABIS en zijn collega's. De cursisten die hier over de vloer komen, dienen bepaalde kennis op te doen, kennis die ze onmiddellijk praktisch moeten kunnen inzetten. Een bedrijf heeft reeds besloten om deze mensen in dienst te nemen. Een bedrijf heeft reeds besloten op welke afdeling ze te werk zullen staan, welke hun taken zullen zijn. En dat bedrijf betaalt ons goed geld om hun mensen de werktuigen, de kennis aan te reiken om zich van hun taak te kwijten.
Anders uitgedrukt kan men zeggen dat het niet onze taak is om de werknemers te evalueren op bekwaamheid en hierdoor eventueel te elimineren uit de opleiding. Dit is reeds intern bij onze klanten gedaan. Neen, het is onze taak om de kennis zoals we die aankondigen in de beschrijving van onze cursussen integraal over te brengen aan alle aanwezigen. Meer zelfs, het doel is ook dit te doen op het niveau van de individuele cursist. Op het einde van een cursus willen we geen groep van mensen afleveren die allemaal hetzelfde niveau van kennis hebben - wat in het traditioneel onderwijs d.m.v. examens wordt gecontroleerd. Wij willen dat elke cursist qua kennis opgetrokken wordt tot op het niveau waar ze hun bedrijfstaken naar behoren kunnen uitvoeren. Hierbij is het dan ook essentieel dat elke cursist deelneemt aan de juiste cursus, iets waar we later in de tekst op terugkomen.
Kennis: een zwaard van Damocles
Het dubbel zwaard van de specialisatie hangt hier dan ook boven het hoofd. Enerzijds moet elke docent een specialist zijn in het onderwerp van de cursus, maar moet zich anderzijds ook beperken tot enkel die kennis die voorzien is in de cursusbeschrijving. Elke aanwezige cursist heeft immers bewust gekozen om in het kader van zijn uit te voeren taken, deze - voor hem noodzakelijke - kennisoverdracht bij te wonen. Waar we in het traditioneel onderwijs als docent mogen eisen dat een leerling maar dient te volgen, moeten we ons hier zelf intomen en constant afvragen of we het onderwerp van de cursus niet voorbij schieten. Het is niet langer het doel zoveel mogelijk kennis over te dragen, maar wel zeer specifieke kennis.
Een basiscursus dient zich te houden aan de basiskennis over een bepaald onderwerp. Hoe verleidelijk het ook is om dieper op de stof in te gaan, hoe ver de vragen van de bepaalde cursisten ook gaan, hoe accuraat we ook willen zijn in onze kennisoverdracht, we moeten ons beperken tot de aangekondigde materie.
Natuurlijk heeft dit onmiddellijk enkele praktische gevolgen.
Eerst en vooral is het de verantwoordelijkheid van het opleidingscentrum om een gedetailleerde beschrijving van hun cursussen te voorzien. Niet alleen de concrete inhoud en het niveau moet vermeld worden, maar ook de vereiste voorkennis moet erin staan. Daarnaast mogen we als docenten van een opleidingscentrum ook eisen dat iedere cursist niet alleen op de hoogte is van de inhoud een cursus, maar ook voldoet aan alle vereisten.
Ten tweede dienen we natuurlijk nog steeds een evaluatie van de cursist te maken, maar dit is eerder een evaluatie naar de betalende werkgever toe dan naar de cursist in kwestie.
Ten derde moeten we ons als docent ook bewust zijn dat we zowel door de klant - zijnde het betalende bedrijf - als door de cursist beoordeeld zullen worden. En dat oordeel zal niet alleen geveld worden aan de hand van de gegeven cursus, maar ook aan de hand van de praktische en dagdagelijkse toepassing van de doorgegeven kennis.
Kennis en ervaring
Een tendens - zeer nauw gelinkt aan de eisen van de industrie - die opgemerkt dient te worden, is de vervanging van kennis door ervaring. Het spreekt voor zich dat iemand die reeds 20 jaar in het veld staat en die zich gedurende die periode nauwgezet gekweten heeft van zijn taak, alle kennis heeft die daarvoor nodig is. Men kan zelfs stellen dat in zo'n geval de kennis door ervaring opgedaan als het ware gestroomlijnd is. Het overtollige vet is weggesneden, wat blijft is de nuttige en noodzakelijke essentie. En sta me toe te stellen dat elk bedrijf deze kennis in huis heeft.
Toch moeten we bij pure ervaring enkele kanttekeningen maken. Ervaring houdt niet in dat men ook weet hoe deze kennis over te dragen op anderen. De indruk waar ik in het begin van het artikel naar verwees - dat kan ik minstens even goed uitleggen - sluit daar ook bij aan. De meeste specialisten zijn niet noodzakelijk de beste lesgevers.
Aansluitend kan ervaring ook leiden naar 'traditie' en stagnatie. Stel dat men puur op ervaring blijft voortwerken, dan loopt men het risico dat men alles alleen door de eigen bedrijfsbril blijft bekijken. Geen wijzigingen in werkmethoden, geen toepassingen van andere manieren. Ik had bijna geschreven 'nieuwe' manieren, maar als de ervaring - als getrainde lesgever - leert ons dat sommige technieken al zeer oud zijn - IT technisch gesproken - voor men er op sommige werkplekken van hoort. Tenminste, als men alleen op ervaringskennis voortbouwt.
Wat is "basis"?
Een ander aspect van dit verschijnsel, is dat het voornamelijk de "basis"-cursussen zijn, die hieronder lijden. Cursussen die als onderwerp de fijne nuances, de meest diepgaande details van een bepaald onderwerp hebben, zijn er juist bij gebaat dat hun docent dé specialist ter zake is. De cursisten die zich voor zoiets inschrijven zitten ook met - meestal rechtstreeks uit de praktijk ontstane - vragen en problemen die enkel in een dergelijk gespecialiseerde opleiding een antwoord vinden.
De mensen die echter een basiscursus volgen, zijn niet geïnteresseerd in de details die de dagdagelijkse toepassing van het cursusmateriaal te boven gaan. Dit levert ons een unieke uitdaging. De cursisten - letterlijk niet gehinderd door enige kennis ter zake - kunnen geen oordeel vellen over wat nuttig en onmiddellijk toepasbaar is en wat niet. Als docent - gehinderd door teveel kennis ter zake - is het dan ook niet evident om er de essentie uit te halen en ons enkel daartoe te beperken.
Een vraag van een cursist wil immers niet zeggen dat de cursus niet diepgaand genoeg is. Meestal is dat slechts een aanduiding dat die ene cursist - om welke reden dan ook - met die vraag zit. Het is op dat ogenblik aan de docent om die extra informatie door te spelen op een manier die de cursusdoelstelling niet overschrijdt: individueel tijdens een pauze, in het formaat van enkele extra pagina's, een naderhand verzonden mail of zelfs via een verwijzing naar de cursus die zich wel met dat niveau van specialisatie bezig houdt.
De feedback die een opleidingscentrum krijgt van zijn cursisten, wordt dus levensnoodzakelijk. Indien uit de evaluaties van een bepaalde "basis"-cursus blijkt dat een onderwerp ervan in de praktijk nooit - of uiterst zelden - van toepassing is, is dat wellicht niet langer thuis in die cursus. Als de evaluaties zeer regelmatig aantonen dat de cursisten met dezelfde vragen blijven zitten, dient het antwoord op die terugkomende vragen wellicht opgenomen worden in de "basis". Deze zeer strakke terugkoppeling tussen cursist en cursus, maakt dat een docent in een opleidingscentrum zeer dynamisch zijn kennis moet onderhouden én overbrengen.
Praktijk bij ABIS
Zoals vaak het geval is, is er niet echt een kant en klare oplossing die altijd en overal toepasbaar is. Elk opleidingscentrum dat zich van dit probleem bewust is - helaas niet allemaal - tracht dit op één of andere wijze op te vangen.
Bij ABIS hebben we de facto gekozen voor de specialisten/leek aanpak. Elke docent verdiept zich in een beperkt aantal onderwerpen. Het doel is dat hij of zij zich deze materie eigen maakt tot aan de grenzen van het onderwerp. Tezelfdertijd dienen de docenten de basis van een - al dan niet gerelateerd - onderwerp te kennen, maar enkel tot op het niveau om er een "basis"-cursus over te kunnen geven. Zo creëren we een korps van docenten die enerzijds vertikaal, in de diepte kunnen lesgeven, en anderzijds een zeer brede basis hebben.
Tijdens het geven van "basis"-cursussen laten ze zich dan ook niet langer verleiden door de eigen gespecialiseerde kennis, maar dragen ze de verwachte kennis, de aangekondigde kennis over op het niveau waarvoor de cursisten zich ingeschreven hebben. En blijkt het dan toch noodzakelijk een enkele keer dieper op de materie te moeten ingaan, is de specialist nooit ver uit de buurt.
Tot slot
Tot slot wil ik nog even het volgende stellen: kennis is nooit slecht. Opgedane kennis is het enige wat men niet kan afnemen. Anders gezegd: 'teveel' kennis is een 'contradictio in terminis'. Het handhaven, doorgeven en uitbreiden van kennis, dat is de continue uitdaging waar elk hedendaags bedrijf mee geconfronteerd wordt. En bij die uitdaging kan een opleidingscentrum als ABIS alleen maar van dienst zijn.